‘Geen dag zonder gedicht!’
Inderdaad, er gaat geen dag voorbij of ik denk wel aan een gedicht, lees een gedicht, kom tot rust met een gedicht. Waarom dat zo is, kan ik niet goed uitleggen, ben ik bang. Wat is het wat mij zo aanspreekt in poëzie? De klank? De woorden? De inhoud? Mijn antwoord: dat alles en nog iets meer. Poëzie heeft voor mij iets magisch: als de woorden op precies de goede plek staan, als het ook precies de goede woorden zijn, dan ontstaat er een spannend geheel, waardoor het gedicht iets meer is dan de som der delen.
Veel leerlingen op school en ook veel mensen daarbuiten zijn eigenlijk een beetje bang voor poëzie, lijkt het wel. Dat hoeft echt niet. Ik zei op school altijd tegen mijn leerlingen: gedichten lees je niet in de eerste plaats met je verstand, maar met je hart. Helaas wordt er bij het vak Nederlands vaak onevenredig veel aandacht besteed aan de technische kant van een gedicht: rijmschema’s, metrum, beeldspraak, stijlfiguren….Best wel belangrijk, maar het is niet het wezen van poëzie. Natuurlijk, je kunt geraakt worden door een mooie beeldspraak en het is handig als je die kunt benoemen, maar het gaat natuurlijk om het geraakt zijn zelf.
Ik ben van plan om regelmatig een gedicht te bespreken, waarbij ik aandacht zal besteden aan zowel de technische als de inhoudelijke kanten ervan.
Het is wel handig om wat technische termen te kennen, ik publiceer een boekje met ‘poëziewoorden’ op een aparte pagina en zal daar met linkjes naar verwijzen.
Het eerste gedicht!
/
De Profundis
Hadden wij nimmer nog zwanen gezien,
zòuden wij hen op het water ontwaren,
o, wij zouden van vreugde vervaren-
lachen en schreien misschien.
Hadden wij nimmer nog zwanen gezien,
vlogen zij òver met ruisende slagen,
o, wij zouden dit duister verjagen-
eindelijk bevrijd zijn misschien.
Ida M. Gerhardt Het sterreschip
Dit gedicht van Ida M.Gerhardt uit de bundel Het sterreschip is mij zeer lief. Dat heeft te maken met zowel de vorm, de klank als de betekenis.
Ik zal dat stapsgewijs proberen uit te leggen.
Het taalgebruik van Ida Gerhardt is voor jongere lezers misschien wel lastig: het is wat ouderwets en plechtig. Dat vind ik eigenlijk prachtig en ook heel toepasselijk bij dit gedicht: zwanen hebben wel iets plechtigs, toch?
De titel van het gedicht heeft wel even wat uitleg nodig. De profundis is Latijn voor: ‘Vanuit de diepte’ en dat verwijst naar de Bijbel, naar psalm 130, een psalm van David, die op de vlucht is voor koning Saul en in zijn doodsangst God aanroept: ‘Vanuit de diepte roep ik tot U, kom mij te hulp!’ Ida Gerhardt haalt deze psalm aan om het gevoel van doodsnood, van ellende op te roepen dat we waarschijnlijk allemaal wel kennen. Soms kun je je heel ellendig voelen en denken dat dat nooit meer overgaat. En dan zijn er opeens die zwanen… Ze spreken sterk tot onze verbeelding, de zwanen. Met hun opvallende kleur, met hun sierlijke sterke nekken, hun elegantie. Ze tillen ons als het ware een beetje op en zeggen: ‘Kijk naar ons, doe zoals wij! De ruimte roept je!’ Heel betekenisvol vind ik de een na laatste regel. Er staat niet: zij zouden dit duister verjagen, maar: wij zouden dit duister verjagen, met andere woorden: we moeten het zelf doen, we moeten er zelf oog voor krijgen dat er zwanen zijn. En dan kunnen we met de zwanen meevliegen
Dan de vorm: twee kwatrijnen (strofen van vier regels) met een omarmend rijmschema (abba, abba): de eerste regel rijmt steeds op de vierde, de tweede en de derde regel rijmen ook op elkaar . Dan het metrum: steeds één beklemtoonde lettergreep gevolgd door twee onbeklemtoonde (dat heet een dactylus), waardoor je de zwanen als het ware ‘hoort’ vliegen.